Kunstkritiek: Prix de Rome

De kunst verrast te worden

Door: Elise van Dam

‘Wanneer is het nou een leuke film en wanneer is het nou een goed kunstwerk?’. Dat is volgens Hendrik Driessen de vraag die het werk van beeldend kunstenares Pilvi Takala oproept. Driessen is juryvoorzitter van de Prix de Rome, de oudste en meest prestigieuze beeldende kunstprijs in Nederland. Op dit moment worden in SMART Project Space werken getoond van de vier kunstenaars op de shortlist, van wie Takala er één is, en de zes van de longlist. De vraag van Driessen, die hij stelde in een uitzending van AVRO’s Kunstuur, echoot na in deze tentoonstelling.

Het werk van Pilvi Takala is binnen de tentoonstelling duidelijk de vreemde eend in de bijt. In haar film Broad Sense tracht ze de bureaucratie van het Europese parlement te ontregelen. We zijn getuige van de bizarre hoeveelheid regels rondom het verkrijgen van een toegangspasje en de soms onbeholpen reacties van beveiligers die niet weten wat ze met Takala aanmoeten als ze weer eens zogenaamd per ongeluk verdwaald is. Helaas mist de film wat van de puur absurde humor van haar eerdere video’s (zoals de film waarin ze uren in een lift stond), maar wat blijft is de helderheid, lichtheid en herkenbaarheid. Daar tegen afgezet zijn de werken van de overige negen makers op zijn minst een stuk minder toegankelijk.

Betekenisvoller zijn ze daarmee zeker niet altijd. Zo is er het werk van Priscilla Fernandes waarin ze een onderzoek wil doen naar hoe wat we zien altijd een representatie van de werkelijkheid is en niet de werkelijkheid zelf. Een niet heel origineel uitgangspunt dat interessant zou kunnen zijn als de uitwerking verrast. Helaas blijft haar werk daarvoor te veel aan de oppervlakte. Wat overblijft is een zeer klinische en daardoor weinig uitnodigende video, van kinderen die gekleurde blokken opstapelen in smetteloze, witte ruimtes.

Soms werkt de ondoorgrondelijkheid wel, zoals in de film Splitter van Ben Pointeker, een kunstenaar die resoluut weigert zijn werk uit te leggen. Zijn videokunst bestaat uit bijna stilstaande beelden, ergens op de grens van film en fotografie. Dat heeft een interessant effect. Als je er een tijd naar kijkt gaat elke minieme beweging aanvoelen als een aardverschuiving waarbij je zelf je evenwicht lijkt te verliezen. Dat Pointeker zijn werk weigert uit te leggen blijkt dan vooral een zegen: je moet niet bezig zijn het werk te begrijpen, je moet het ondergaan.

In zekere zin vormen Pointeker en Takala twee uitersten. De één hoogdrempelig en zonder eenduidige betekenis, de ander laagdrempelig en toegankelijk, herkenbaar. De uitspraak van Hendrik Driessen moet niet worden gezien als diskwalificatie van één van die uitersten, maar is eerder een kanttekening bij de wijze waarop we naar kunst kijken. Dat gebeurt altijd met een referentiekader en een in meer of mindere mate vooropgesteld idee van wat we willen dat een kunstwerk ons biedt. Dat is niet erg, zolang de mogelijkheid maar open blijft te worden verrast.

Die verrassing is voor mij de film Nummer 12 van Guido van der Werve. De veertig minuten durende film bestaat uit drie delen en wordt gedomineerd door lange, trage shots: van een schaakclub, van Van der Werve die eindeloos landschappen doorkruist, of bij een klein hutje wacht op een aardbeving. De veelal stilstaande kaders en meanderende muziek bieden me alle ruimte om af te dwalen. Maar dan blijkt dat afdwalende gedachtes een wezenlijk onderdeel kunnen zijn van het kunstwerk. Mijn gedachtes en associaties worden wel degelijk gestuurd door de film en leiden mij langs mijn angst voor nietigheid naar de geruststelling van de relativiteit. Mijn gedachten volgen een unieke stroom, die voor elke toeschouwer weer anders zal zijn, maar wel aan dezelfde (bege)leidende hand van Van der Werve.

Als kunstenaar moet je durf hebben zoveel ruimte te bieden als Van der Werve doet met Nummer 12. Erop vertrouwen dat het dwalen de toeschouwer niet de ruimte uit drijft. Maar als de ruimte wordt benut, ontstaat er een unieke cirkelbeweging tussen film en toeschouwer, waarbij de film me op gedachtes brengt die omgekeerd weer betekenis geven aan het kunstwerk. Paradoxaal genoeg is goede kunst vaak kunst die je overtuiging van wat goede kunst is op losse schroeven zet. De film van Guido van der Werve doet dat voor mij. Door mij te laten beseffen dat afdwalen bij kunst geen slecht teken hoeft te zijn, maar juist intensiverend kan werken. Dat maakt hem voor mij de waardige winnaar van de Prix de Rome.

In 2011 heb ik de workshop Kunstkritiek gevolgd met betrekking tot de Prix de Rome en gedoceerd door Rob Perree. Tijdens de workshop bezochten we de tentoonstelling en moest iedereen een betoog schrijven over wie volgens jou de Prix de Rome moest krijgen. Dit was het artikel dat ik heb geschreven.
Klik hier voor de site van de Prix de Rome.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.